Trots en met enige gêne
Trots en schaamte, alhoewel ondertussen verzwakt tot flinke gêne, wisselen elkaar af. Een door mij geschreven verhaal voor een schrijfwedstrijd van Psychologie Magazine is uitgekozen.
De titel van de schrijfwedstrijd: “Met het schaamrood op mijn kaken”. Toch ook wel enigszins therapeutisch om te schrijven over een gebeurtenis waar ik nog wel eens aan terug moest denken en toch nooit met mijn moeder heb besproken. Ze is overleden, net als mijn vader. Met hen kan ik het er niet meer over hebben.
Dan maar met de rest van de wereld.
Verloren
Als kind droeg ik een bril. Een bril met, al zeg ik het zelf, best dikke glazen. Vanwege de sterkte (-6) moest ik die bril altijd dragen. Behalve dan als we in het zwembad waren. Dan mocht, nee, moest de bril af.
Dat was fijn. Echt heel erg fijn.
Zo fijn, dat ik als 8-jarige bedacht dat ik wel zonder kon. Ik kon me toch prima redden? Het was een vrolijke zomerse dag in het zwembad, in de zomer van 1976.
Waar is de bril?
Aan het einde van een heerlijke middag gaf mijn moeder mijn broer en mij de opdracht onze spullen bij elkaar te rapen en alles netjes op te ruimen. Ik bood aan het afval weg te gooien en stopte daar, inwendig gniffelend om mijn genialiteit, mijn bril in.
Nog voor we bij de uitgang van het zwembad waren, zag mijn moeder dat ik mijn bril niet op had. We doorzochten eerst de tassen. Geen bril. Daarna terug naar de plek waar we gezeten hadden. Geen bril. Gevonden voorwerpen. Geen bril. Als een volleerd acteur zei ik dat ik geen flauw idee had waar de bril kon zijn. Ik deed alsof ik baalde.
Inwendig voelde ik me echter bevrijd. Zo, zo ontzettend fijn om ‘dat ding’ niet meer op mijn neus te hebben. Wat een genot! Dat ik oneffenheden op de weg slecht zag, ach, maakt niet uit. Ik red me wel.
Het geluk duurde niet lang
’s Avonds merkte ik dat het toch wel lastig was. Tv kijken, lezen, spelletjes spelen. Ik protesteerde dan ook niet toen we de volgende – zonnige – dag in plaats van naar het zwembad naar het winkelcentrum gingen. Toch weer een bril.
We hadden het financieel niet slecht, maar dit was een behoorlijke aanslag op de rekening. Zeker omdat de bril die ik was ‘kwijtgeraakt’ net nieuw was.
Toegeven dat ik mijn bril uit frustratie had weggegooid, durfde ik niet. Het enige wat ik wilde was die hele gebeurtenis zo gauw mogelijk vergeten. Wat niet lukte. Elk zwembadbezoek moest ik er weer aan denken.
De gêne bleef, vertellen kon ik het nooit
Drie jaar geleden is mijn moeder overleden. We hebben vaak samen herinneringen opgehaald, alleen nooit over de ‘verloren’ bril. Ze zou er waarschijnlijk alleen maar om hebben gelachen.
Ik kon het haar niet vertellen. De schaamte voor mijn gedrag en teleurstelling in mezelf waren te groot.
Nicole Klip
* Gepubliceerd in het juninummer 2020 van Psychologie Magazine